Gevolgen van het eerste mobiliteitspakket van de EU voor transportondernemingen

Reeds op 8 juli 2020 is het EU-Mobiliteitspakket I aangenomen. Het mobiliteitspakket heeft ten aanzien van de toegang tot de markt, vestigingseisen en rij- en rusttijden van vrachtwagenchauffeur grote wijzigingen met zich meegebracht.

Hoewel het merendeel van de wijzigingen pas begin 2022 in werking treedt, is een aantal wijzigingen nu al ingegaan. Transportbedrijven en andere logistieke ondernemingen doen er goed aan zich in te stellen op omvangrijke wijzigingen.

Met name de nieuwe terugkeerverplichtingen zullen grote gevolgen hebben. Vrachtwagenchauffeurs moeten ten minste elke vier weken terugkeren naar hun woonplaats of naar het land van vestiging van de werkgever. Daar hebben zij recht op een bepaalde rusttijd; de duur van de rusttijd hangt af van meerdere factoren. Met deze regeling wil men het bestaan van “vrachtwagennomaden” tegengaan. Dit zijn chauffeurs die soms maandenlang op weg zijn en geen enkele keer naar huis terugkeren.

Behalve de terugkeerverplichting van de vrachtwagenchauffeurs is er ook een terugkeerverplichting voor het voertuig ingevoerd in geval van grensoverschrijdend verkeer. Het voertuig moet in die gevallen uiterlijk op de 56e dag na grensoverschrijding terugkeren naar de exploitatievestiging. De EU-wetgever verwacht dat hierdoor beter aan de terugkeerverplichting van de chauffeur zal worden voldaan, omdat die bij iedere tweede keer het voertuig direct zou kunnen meebrengen.

In tegenstelling tot de vrachtwagenchauffeur, geldt voor het voertuig namelijk niet dat het niet de weg op mag. Zodra het voertuig op het bedrijfsterrein aankomt, is aan de terugkeerverplichting voldaan. Het voertuig zou, bijvoorbeeld na een korte chauffeurswissel, direct weer kunnen worden ingezet.

Bedrijven zullen hun opdrachten en routes in de toekomst zo moeten plannen, dat aan de nieuwe terugkeerverplichtingen en regels inzake rusttijden kan worden voldaan.

In de transportpraktijk van alledag doen zich soms onvoorziene omstandigheden voor. Om hiermee rekening te houden, is in de nieuwe EU-regeling een overschrijding van de rijtijd van maximaal twee uur voorzien, als deze door uitzonderlijke omstandigheden is veroorzaakt en hierdoor de verkeersveiligheid niet in gevaar komt. Vrachtwagenchauffeurs moeten zo de mogelijkheid krijgen om ondanks vertragingen tijdens hun rit hun woonplaats of de exploitatievestiging van de werkgever te bereiken. Bij overschrijdingen van meer dan een uur is de chauffeur echter verplicht om een pauze van 30 minuten nemen, voordat hij het laatste stuk van zijn route mag vervolgen.

Dit mag er echter niet toe leiden dat de vrachtwagenchauffeur langer werkt zonder de rusttijden in acht te nemen. Uitzonderlijke overschrijdingen van de rijtijden moeten daarom worden gecompenseerd; de chauffeur moet in dat geval aansluitend een langere rusttijd in acht nemen.

Als een onderneming in een andere EU-lidstaat een exploitatievestiging wil oprichten (bijvoorbeeld om niet meer aan de cabotagebeperkingen te hoeven voldoen), gelden op grond van de nieuwe EU-regeling hoge vestigingseisen. De onderneming moet over eigen ruimten beschikken, waarin de belangrijkste documenten m.b.t. ingezette voertuigen en vrachtwagenchauffeurs worden bewaard. Ook moeten de exploitatievestigingen in het handelsregister zijn ingeschreven, onderworpen zijn aan belasting op inkomsten en, voor zover nationaal bepaald, over een eigen btw-nummer beschikken.

Belangrijk is met name dat de exploitatievestiging over een eigen wagenpark kan beschikken. Dit betekent echter niet dat de voertuigen in eigendom moeten zijn van de exploitatievestiging. Het is voldoende als de vestiging de voertuigen naar nationaal recht mag gebruiken. Huur of lease van de voertuigen blijft dus toegestaan.

Ook met betrekking tot de vrachtwagenchauffeurs gelden nieuwe regels. Het aantal chauffeurs moet in verhouding staan tot de activiteiten van de exploitatievestiging. Het is echter niet verplicht dat zij rechtstreeks bij de exploitatievestiging in dienst zijn. De exploitatievestiging kan ook gebruik maken van personeel van de moedermaatschappij of van derden, zolang de wet Arbeitnehmerüberlassungsgesetz (Duitse wet inzake de terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Arbeitnehmerüberlassung, AÜG) en de wet Arbeitnehmer-Entsendegesetz (Duitse wet inzake grensoverschrijdende detachering, AEntG) in acht worden genomen. Vanzelfsprekend moet ook aan de minimum arbeidsvoorwaarden (recht op vakantie, minimumloon, event. zwangerschaps- en bevallingsverlof etc.) in de betreffende lidstaat worden voldaan.

De EU wil hiermee voorkomen dat er alleen maar brievenbusfirma’s worden opgericht en waarborgen dat er daadwerkelijk activiteiten vanuit de nieuw opgerichte exploitatievestiging plaatsvinden.

Geschreven door

Freddy Heinzel 9 augustus 2021

Bekijk onze andere gerelateerde blogs